Een probleem 'voor de veehouders in Australië is sterfte onder het vee door het eten van
bepaalde giftige bladeren. Dit treedt met name op in gebieden waar voedselschaarste
heerst.
Met behulp van genetische manipulatie zijn bacteriën uit het maag-darmkanaal van
schapen, geiten en koeien voorzien van een gen voor een bepaald enzym. Dit enzym
maakt de gifstof uit de bladeren onschadelijk.
Plannen om een veldproef te doen met vee waaraan deze genetisch gemanipuleerde
bacteriën zouden worden toegediend, werden door een adviescommissie afgekeurd. D e
commissie was bevreesd voor verspreiding van de gemanipuleerde bacteriën onder
verwilderde geiten.
Hierin staat " ... een gen voor een bepaald enzym".
Hierover worden de volgende beweringen gedaan:
Welke van deze beweringen is of zijn juist?