Background image

terug

Vraag 27

In een bepaalde populatie dieren hebben alle individuen het genotype rr voor een bepaalde eigenschap. Als gevolg van een erfelijke verandering tijdens de vorming van een zaadcel ontstaat een individu Z met genotype Rr. Bij deze diersoort komt geen zelfbevruchting voor.
Individu Z krijgt een groot aantal nakomelingen in de eerste en volgende generaties.
Individuen met genotype Rr of RR hebben tweemaal zoveel kans de leeftijd te bereiken waarop ze tot voortplanting kunnen komen als individuen met genotype rr.

Welk deel van de eerste generatie nakomelingen van individu Z heeft een vergrote kans op voortplanting?