Een groot aantal volwassen mannelijke en vrouwelijke kevertjes van een bepaalde soort wordt losgelaten op een zogenaamd 'temperatuurorgel'. De bodem van dit apparaat bestaat uit een aantal stroken die elk nauwkeurig op een vaste temperatuur worden gehouden. De afbeelding geeft de verdeling van de kevertjes over de stroken met verschillende temperatuur weer, nadat de dieren enige tijd vrij hebben bewogen.
Naar aanleiding van de resultaten van het onderzoek worden de volgende beweringen gedaan.
Welke van deze beweringen is of welke zijn juist op grond van de resultaten van het onderzoek?