Twee planten met het genotype EeFf
planten zich onderling voort. De afbeelding
geeft het kruisingsschema van deze
kruising weer. In dit schema zijn op de
plaatsen P, Q, R en S geen genotypen
ingevuld.
Over de nakomelingen waarvan de
genotypen op de plaatsen P, Q, R en S
kunnen worden ingevuld, worden vier
beweringen gedaan.
Welke van deze beweringen zijn juist?