Ze leven ver van de bewoonde wereld, maar het lot van de adéliepinguïn
(zie afbeelding) op Antarctica wordt toch sterk beïnvloed door mensen.
De populaties adéliepinguïns namen in de 19e en 20e eeuw fors toe. Dat
kwam doordat walvissen in die periode intensief bejaagd werden, terwijl deze
kleine pinguïns met rust werden gelaten. Hierdoor bleef er meer krill (kleine
kreeftjes die in het water zwemmen) voor deze pinguïns beschikbaar. Ze
specialiseerden zich daardoor steeds meer op het eten van krill. afbeelding De laatste decennia neemt het aantal adéliepinguïns sterk af. Onder de ijsschotsen groeien algen, waarmee het krill zich ’s winters voedt. Omdat het zeewater in dit gebied de afgelopen 60 jaar meer dan 5 oC warmer is geworden, drijft er in de poolwinter steeds minder ijs. De populatiedichtheid van de kreeftjes is sinds het midden van de jaren zeventig door afname van het winterijs maar liefst 80% gedaald. Dit heeft invloed op de populaties pinguïns. Op de South Sandwich Eilanden was in 1997 de populatie nog maar een kwart van die uit 1975. Een tweede mogelijke verklaring voor het verdwijnen van het krill is het herstel van het aantal walvissen na het verbod op de walvisjacht. Al het krill dat walvissen eten, is niet meer beschikbaar voor de pinguïns. |