De onderzoekers bestudeerden drie jaar lang een veld met daarin zowel
wilde courgettes, kruisingsproducten zonder de virusgenen en ook
kruisingsproducten met de virusgenen. Ze besmetten hun proefveld met
de drie mozaïekvirussen en stelden de velden ook bloot aan de
komkommerkevers Diabrotica en Acalymma. Deze kevers eten niet alleen
van de plant; ze dragen ook de bacterie Erwinia tracheiphila over die de
verwelkingsziekte veroorzaakt.
De afbeelding is een foto van de grote gele bloem van een courgette, die
bezocht wordt door een groot aantal komkommerkevers.
Alle jaren bleek dat de kruisingsproducten met de virusgenen het tot juli
veel beter deden: ze hadden meer bloemen, vruchten en zaden dan de
beide andere typen courgettes, waarvan de bladeren vaker waren
aangetast door de mozaïekvirussen. Maar na half juli zaten juist op deze
gezonde, grotere planten veruit de meeste kevertjes die de
verwelkingsziekte overdroegen.
De plantkundigen hebben met deze veldstudie aangetoond dat de
overlevingskans van onbedoelde kruisingsproducten mede afhankelijk is
van andere aanwezige belagers en besmetters.
Leg uit dat de virusgenen in de transgene planten in bepaalde ecosystemen tot een evolutionair voordeel voor deze planten kunnen leiden en in een ander ecosysteem tot een evolutionair nadeel.