In 1980 en in 1995 zijn tellingen verricht. Hieruit bleek, dat aan de kust vooral rode exemplaren voorkomen, terwijl in het zuidoosten relatief meer zwarte
lieveheersbeestjes aanwezig zijn. Entomologen vermoeden dat het voorkomen van de twee kleurvarianten te maken heeft met de omgevingstemperatuur. De
temperatuur van het lieveheersbeestje bepaalt hoe actief ze zijn. Hoe actiever ze zijn, hoe vaker zij paren en hoe talrijker ze worden. Bij een lage
omgevingstemperatuur, bijvoorbeeld in het voorjaar of ’s morgens vroeg, hebben de lieveheersbeestjes zonnestraling nodig om actief te kunnen worden.
Zonnestraling warmt zwarte dieren sneller op dan rode. In het laboratorium is gemeten dat de zwarte lieveheersbeestjes onder dezelfde omstandigheden een
hele graad Celsius warmer werden dan de rode variant.
In het zuidoosten van Nederland worden meer zwarte dan rode lieveheersbeestjes gevonden. Leg uit hoe dit komt.
Bij deze vraag worden één of meerdere bijlagen gebruikt.
Bijlage: Klimaat beïnvloedt het verspreidingsgebied van een organisme