Vervolgens probeerden de onderzoekers ‘de oren’ van de bijen te lokaliseren.
Ze formuleerden de hypothese dat de zintuigcellen die gevoelig zijn voor geluid,
zich óf in de haarvormige zintuigen op de kop (P) óf in de antennes (Q) zouden
bevinden (bovenste afbeelding).
afbeelding
Om deze hypothese te toetsen werd gebruikgemaakt van een aantal bijen,
waarbij steeds één variabele werd onderzocht.
Naast de normale bijen (1) beschikte men over bijen zonder haarvormige
zintuigen op de kop (2), met slechts één antenne (3), of zonder beide
antennes (4) (onderste afbeelding).
afbeelding
Over welke bijen diende men minimaal te beschikken om experimenten te
kunnen uitvoeren waarbij bovenstaande hypothese kan worden getoetst?