Bij een persoon is de oogzenuw op plaats Z onderbroken. Hierdoor ziet hij
bepaalde delen van zijn omgeving niet. De gebieden van het gezichtsveld van
het linker en van het rechteroog die hij tengevolge van deze uitval niet kan
waarnemen worden in de afbeelding met zwart aangegeven, delen van de
omgeving die hij nog wél kan zien zijn met wit aangegeven.
Welke uitvalsverschijnselen zijn het gevolg van de onderbreking bij Z?
Bij deze vraag worden één of meerdere bijlagen gebruikt.
Bijlage: Verschillende oogafwijkingen