Background image

terug

Vraag 30

Vervolgens kreeg de hond de twee vormen van stuitvet aangeboden. Na de training kon de hond een dosis van 1 mg strandloperwas probleemloos aanwijzen. Vervolgens experimenteerde men vier dagen met veel lagere doses, variërend van 0,24 tot 15,6 μgram (1 μg = 1/1000 mg). De hond kon bij deze lagere doses het olieachtige stuitvet altijd aanwijzen, het kaarsvetachtige stuitvet vrijwel nooit. Hoewel de laboratoriumomstandigheden niet identiek zijn aan de natuurlijke omstandigheden van de Kanoetstrandloper, kon men over de biologische betekenis van het produceren van kaarsvetachtig stuitvet van de Kanoetstrandloper in de broedtijd wel een hypothese opstellen.
Welke hypothese is dat?