Osmoseproeven kun je doen met verschillende stoffen. Voorbeelden van
dergelijke stoffen zijn: keukenzout (NaCl), glucose en eiwit. De moleculen van
deze stoffen verschillen aanzienlijk in grootte. NaCl-moleculen zijn erg klein,
suikermoleculen zijn groter en eiwitmoleculen zijn nog veel groter.
Een leerling maakt een geconcentreerde 'oplossing' van bakkersgist in water
(een zogenoemde gistsuspensie) en mengt deze met de drie genoemde stoffen
en met water.