In een ziekenhuis zijn in een week vier niertransplantaties uitgevoerd. Bij twee ervan
was sprake van volledig matchende donor en ontvanger; bij de twee andere was juist
sprake van ontvangers die voor geen van beide kenmerken matchten met de donoren.
Bereken de kans dat er in hoogstens één van deze vier gevallen sprake is van
afstotingsverschijnselen.