Regelmatig wordt er onderzoek gedaan naar de visstand in de Noordzee. De paaistand van
een vissoort is de hoeveelheid vis (in tonnen) die voor nakomelingen kan zorgen
(1 ton = 1000 kg).
Voor kabeljauw is een ondergrens van 70 000 ton voor de paaistand vastgesteld. Als de
paaistand onder deze grens komt, dan komt bij normale omstandigheden de aanwas van
voldoende kabeljauw voor de toekomst in gevaar. In figuur zijn voor de periode
1963-2000 de paaistand en de ondergrens grafisch weergegeven.
Om de paaistand op voldoende niveau te houden moet de visvangst worden beperkt. Voor
de vangst van kabeljauw is een bovengrens vastgesteld van 0,86; dat betekent dat bij een
jaarlijkse vangst van 86% (of meer) van de totale populatie de aanwas in gevaar komt. In
figuur zijn voor de periode 1963-1999 het verloop van de vangst van kabeljauw en de
bovengrens grafisch weergegeven.
Neem aan dat de paaistand een vast percentage is van de totale populatie.
Onderzoek of in 1978 ongeveer evenveel kabeljauw gevangen is als in 1972.