Background image

terug

Vraag 21

Algemeen
Tot nu toe ging het over toetsen met 40 vierkeuzevragen. Zo'n toets kan ook een ander aantal vragen hebben. De volgende formule is dan handig:

C = 12 · G/V - 2

In deze formule is

  • C het cijfer. Als C lager dan 1 uitkomt, wordt het cijfer een 1;
  • G het aantal goed beantwoorde vragen;
  • V het aantal vragen van de toets.
Een klasgenoot van Arina moet een toets inhalen. Hij vraagt aan Arina uit hoeveel vragen de toets bestond. Arina herinnert zich dat niet meer. Zij weet nog wel dat zij er 42 goed had met als resultaat een 7,7.

Bereken het aantal vragen van deze toets.