Bij de gegevens van Noord-Amerika in de figuur bij de eerste vraag van deze opgave past de formule M = 1,17 · I.
Aan de grafieken is te zien dat eenzelfde inkomen in Noord-Amerika en West-Europa
in het algemeen niet tot dezelfde mobiliteit leidt. De mobiliteit was in
Noord-Amerika duidelijk groter. Er is echter een inkomen dat in beide gebieden tot
dezelfde mobiliteit zou leiden. Dit inkomen kan uit de figuur op de bijlage afgelezen
worden en met de formules gecontroleerd worden.
Hoe groot is dit inkomen? Rond het antwoord af op duizenden. Geef duidelijk aan hoe
je de grafieken voor het aflezen en de formules voor het controleren gebruikt hebt.