In het casino kun je onder andere spelen aan de roulettetafels. Bij dit spel brengt de
bankhouder (de croupier) een ronde schijf aan het draaien waarop 37 genummerde
vakjes zitten. De vakjes zijn genummerd van 0 tot en met 36. Dan werpt hij een klein
balletje in tegengestelde richting langs de rand van de schijf. Na enige tijd valt het
balletje in één van de 37 vakjes. Het nummer van dat vakje is het winnende getal.
Voor elk van de 37 vakjes is de kans dat het balletje daarin valt gelijk.
Hans speelt op een avond de hele tijd alleen op het getal 7, want dat is zijn geluksgetal.
Als de 7 niet wint, vindt hij dat niet zo erg. Maar als het balletje wel een keer in het
vakje met nummer 7 valt, is zijn hele avond goed. Die avond draait de roulette 250 keer.
Bereken de kans dat het balletje die avond ten minste één keer in het vakje met nummer 7 valt.