Bereken met behulp van de twee bovenstaande figuren hoeveel méér mensen met een gezichtshulpmiddel er zijn in de leeftijdscategorie ‘30 tot 40 jaar’ dan in de leeftijdscategorie ‘20 tot 30 jaar’. Rond je antwoord af op een honderdtal.
Bij deze vraag worden één of meerdere bijlagen gebruikt.