Als desinfectiemiddel van zwembadwater gebruikt men meestal chloorbleekloog, een
oplossing van natriumhypochloriet (NaClO) in verdund natronloog. In zwembadwater
waaraan chloorbleekloog is toegevoegd, heeft zich het volgende evenwicht ingesteld:
ClO-(aq) + H2O(l) ↔ HClO(aq) + OH-(aq)
Voor dit evenwicht geldt:
([HClO][OH-]) / [ClO-] = Kb
Hierin is Kb een constante.
De som van het aantal mol ClO- en het aantal mol HClO noemt men het "vrij beschikbaar
chloor". De molverhouding waarin ClO- en HClO voorkomen, is afhankelijk van de pH
en de temperatuur van het zwembadwater. Het verband tussen deze verhouding en de pH
bij 20 °C is af te leiden uit onderstaand figuur. In deze figuur lees je links af hoeveel procent van het
vrij beschikbaar chloor voorkomt als HClO en rechts hoeveel procent als ClO-.
uit: Chemische feitelijkheden
In de praktijk wordt de pH van zwembadwater tussen 6,8 en 7,8 gehouden. De pH wordt
regelmatig gemeten. Als de pH te hoog is, wordt zoutzuur toegevoegd en als de pH te laag
is, wordt natronloog toegevoegd.
Om in een zwembad de gewenste pH te bereiken, moet 0,90 mol H+ aan het
zwembadwater worden toegevoegd. Men gebruikt hiervoor geconcentreerd zoutzuur.
Bereken hoeveel ml geconcentreerd zoutzuur moet worden toegevoegd. De molariteit van
geconcentreerd zoutzuur is gegeven in Binas tabel 42.