Background image

terug

Vraag 37

Voor het goed functioneren van het menselijk lichaam is het van belang dat het bloed een vrijwel constante pH heeft (7,40). Belangrijk hiervoor is de aanwezigheid van waterstofcarbonaat (HCO3-). In combinatie met CO2 (H2CO3) vormt het HCO3- de belangrijkste buffer in ons bloed. Ook een oplossing waarin HCO3- ionen naast een ander soort deeltjes voorkomen is een bufferoplossing.

Tengevolge van de aanwezigheid van CO2 en HCO3- heerst in het bloed het volgende evenwicht:

CO2(aq) + H2O(l) ↔ HCO3-(aq) + H+(aq)

De evenwichtsvoorwaarde voor dit evenwicht is: = [HCO3-][H+] / [CO2] = Kz

In het menselijk lichaam geldt in het bloed: Kz = 6,0 × 10-7.

Deze waarde voor de Kz komt niet overeen met de waarde genoemd in tabel 49 van Binas.

In onderstaand diagram is het verband weergegeven tussen de pH en de concentratie van waterstofcarbonaat in het bloed.



Wanneer in het bloed de pH teveel afwijkt van 7,40 functioneert het menselijk lichaam niet meer goed. Bij pH waarden kleiner dan 7,10 of groter dan 7,60 gaan mensen flauwvallen.
Bereken [CO2] in mol l-1 op de "flauwvalgrens" bij pH = 7,10. Maak hierbij onder andere gebruik van het diagram.