Veel zouten met oxalaationen (C2O42-) zijn slecht oplosbaar. IJzer(II)oxalaat (FeC2O4) is
daar een voorbeeld van.
Judith en Erik hebben bepaald hoeveel mg ijzer(II)oxalaat in een liter water kan oplossen
bij 298 K.
Ze hadden daarvoor een verzadigde oplossing van dat zout nodig. Om die te bereiden,
maakten zij eerst wat ijzer(II)oxalaat door een oplossing van een natriurnzout en een
oplossing van een ander zout samen te voegen.
Geef de formules van een natriurnzout en van een ander zout die zij daarvoor kunnen gebruiken.