Background image

terug

Vraag 15

Jack voerde de bepaling van het natriumwaterstofsulfaatgehalte uit met behulp van een elektrolyse. Hij gebruikte een opstelling met één elektrode van platina en één elektrode van zilver (zie figuur 2).



In deze opstelling elektrolyseerde hij een oplossing van toiletreiniger. Deze oplossing bevatte ook wat kaliumbromide en fenolftaleïen. Volgens het voorschrift dat Jack gebruikte, treden bij deze elektrolyse aan de elektrodes de volgende halfreacties op:

  • aan de platina-elektrode: 2 H2O + 2 e- → H2 + 2 OH- (halfreactie 1)
  • aan de zilverelektrode: Ag + Br- → AgBr + e- (halfreactie 2)
De OH- ionen die bij deze elektrolyse aan de platina-elektrode ontstonden, reageerden met de HSO4- ionen uit de toiletreiniger. Zodra alle HSO4- ionen hadden gereageerd, stopte Jack de elektrolyse. Uit gegevens die hij door stroommeting had verkregen, kon Jack berekenen dat op dat moment 6,9·1019 elektronen de platina-elektrode hadden gepasseerd. De oplossing die Jack elektrolyseerde, bevatte 0,046 g opgeloste toiletreiniger.

Zouden beide elektroden van platina zijn en geen kaliumbromide aan de oplossing zijn toegevoegd, dan is het niet mogelijk om door middel van elektrolyse het natriumwaterstofsulfaatgehalte van een oplossing te bepalen. Aan de ene elektrode treedt dan nog wel halfreactie 1 op. Aan de andere elektrode treedt dan een halfreactie op waarbij onder andere H+ ionen ontstaan.

Leg uit waarom het in dat geval niet mogelijk is om het gehalte aan natriumwaterstofsulfaat van een oplossing te bepalen.