terug
Vraag 14
Jack voerde de bepaling van het natriumwaterstofsulfaatgehalte uit met behulp van een
elektrolyse. Hij gebruikte een opstelling met één elektrode van platina en één elektrode
van zilver (zie figuur 2).
In deze opstelling elektrolyseerde hij een oplossing van toiletreiniger. Deze oplossing
bevatte ook wat kaliumbromide en fenolftaleïen. Volgens het voorschrift dat Jack
gebruikte, treden bij deze elektrolyse aan de elektrodes de volgende halfreacties op:
- aan de platina-elektrode: 2 H2O + 2 e- → H2 + 2 OH- (halfreactie 1)
- aan de zilverelektrode: Ag + Br- → AgBr + e- (halfreactie 2)
De OH
- ionen die bij deze elektrolyse aan de platina-elektrode ontstonden, reageerden
met de HSO
4- ionen uit de toiletreiniger. Zodra alle HSO
4- ionen hadden gereageerd,
stopte Jack de elektrolyse. Uit gegevens die hij door stroommeting had verkregen, kon
Jack berekenen dat op dat moment 6,9·10
19 elektronen de platina-elektrode hadden
gepasseerd.
De oplossing die Jack elektrolyseerde, bevatte 0,046 g opgeloste toiletreiniger.
Zouden beide elektroden van platina zijn en geen kaliumbromide aan de oplossing zijn
toegevoegd, dan is het niet mogelijk om door middel van elektrolyse het
natriumwaterstofsulfaatgehalte van een oplossing te bepalen. Aan de ene elektrode treedt
dan nog wel halfreactie 1 op. Aan de andere elektrode treedt dan een halfreactie op
waarbij onder andere H
+ ionen ontstaan.
Geef de vergelijking van de halfreactie die, in plaats van halfreactie 2, dan aan die andere
elektrode optreedt.