In een oplossing van kaliumjodide kan aanzienlijk meer jood worden opgelost dan in
zuiver water. Een dergelijke oplossing noemt men een joodkaliumjodide-oplossing. In
deze oplossing heeft zich het volgende evenwicht ingesteld:
I2(aq) + I-(aq) ⇆ I3-(aq)
Om een joodkaliumjodide-oplossing te maken neemt men altijd meer mol kaliumjodide
dan mol jood. Doet men dit niet, dan zal een gedeelte van het jood niet oplossen en als
vaste stof op de bodem blijven liggen. Als men bijvoorbeeld 9,8·10-3 mol jood mengt met
een even groot aantal mol kaliumjodide in 1,0 liter water, dan ontstaat een oplossing
waarin:
Bereken hoeveel mol jood op de bodem is blijven liggen.