Het ammoniumgehalte van een stof kan als volgt worden bepaald :
Van de te onderzoeken stof wordt een afgewogen hoeveelheid in een erlenmeyer gedaan.
Daarna wordt voldoende water toegevoegd om de stof geheel op te lossen. Aan de zo
verkregen oplossing wordt een bekende hoeveelheid natriumhydroxide (overmaat)
toegevoegd. De volgende reactie treedt dan op:
NH4+ + OH- → NH3 + H2O
De oplossing in de erlenmeyer wordt vervolgens gekookt totdat alle ammoniak ontsnapt
is. Of er nog ammoniak uit de oplossing komt, wordt gecontroleerd door een papiertje
dat is bevochtigd met een oplossing van kwik(I)nitraat boven de erlenmeyer te houden.
Wanneer dit papiertje zwart kleurt, komt er nog ammoniakgas uit de oplossing. De
zwarte kleur is het gevolg van onderstaande reactie:
2 Hg+ + 2 OH- → Hg + HgO + H2O
Tenslotte bepaalt men door titratie met zoutzuur hoeveel mmol OH- in de oplossing over
is na de omzetting van alle ammonium. Als indicator gebruikt men methylrood.
Wiske gebruikt deze methode voor de bepaling van het ammoniumgehalte van een
bepaalde kunstmest. Ze weegt 503 mg van de kunstmest af en voegt daaraan voldoende
water en 10,52 mmol OH- toe. Bij de titratie van het overgebleven OH- gebruikt zij 20,33
mi 0,1061 M zoutzuur.
Bereken uit deze gegevens het massapercentage ammonium in de onderzochte kunstmest.
Bereken daartoe eerst hoeveel mmol OH- over was na omzetting van alle ammonium.