Background image

terug

Vraag 23

Om te verklaren waarom het water dat uit het Brita-filter komt niet zuur smaakt, stelt Marloes twee hypothesen op:

hypothese 1:



 
 De macromoleculen waaruit de witte korrels bestaan, wisselen
alleen metaalionen uit tegen waterstofionen. Dat het opgevangen
water niet zuur smaakt, moet dan verklaard worden door een
reactie van de waterstofionen met een ionsoort die ook in het
leidingwater aanwezig is.
hypothese 2:



 
 De macromoleculen waaruit de witte korrels bestaan, wisselen
zowel de metaalionen (zoals beschreven) als de niet-metaalionen
uit. Bij de uitwisseling van de metaalionen komen waterstofionen
vrij; bij de uitwisseling van de niet-metaalionen komen hydroxideionen
vrij.

Om na te gaan welke hypothese juist is, doet Marloes de volgende proef:
  • ze schenkt 100 mL van een verdunde oplossing van calciumchloride in een bekerglas;
  • van deze oplossing meet ze de pH, deze blijkt 7 te zijn;
  • vervolgens voegt ze een hoeveelheid van de witte korrels toe en roert het geheel enige tijd;
  • daarna meet ze de pH opnieuw, deze is kleiner dan 7.
Uit de resultaten van haar proef trekt Marloes de conclusie dat hypothese 2 onjuist is.

Leg uit waarom uit de resultaten van de proef van Marloes blijkt dat hypothese 2 onjuist is. Betrek in je uitleg de deeltjes in de calciumchloride-oplossing en de werking van de ionenwisselaar volgens hypothese 2.