Voor zijn onderzoek maakt Wouter onder andere gebruik van de opstelling in onderstaand figuur.
De waterdamp en het koolstofdioxidegas die bij de reactie ontstaan, worden in een
luchtstroom meegevoerd en elk apart in een buisje gebonden. Uit de massatoenames van
die buisjes kunnen de massapercentages waterstof en koolstof berekend worden.
Dit leidt alleen tot een juist resultaat als de lucht die in het buisje met het mengsel van
organische stof en koperoxide wordt geleid geen koolstofdioxide en waterdamp bevat.
Deze lucht wordt daarom achtereenvolgens geleid door natronloog en langs een geschikt
droogmiddel.
Difosforpentaoxide (P2O5) en calciumchloride zijn voorbeelden van droogmiddelen.
Wanneer difosforpentaoxide in contact komt met waterdamp vindt een reactie plaats
waarbij fosforzuur wordt gevormd.
Geef de vergelijking van de reactie die optreedt wanneer difosforpentaoxide in contact
komt met waterdamp.