terug
Vraag 10
Het onderzoek van Bert en Dieke bestond uit drie proefjes met
verschillende jodideconcentraties. In onderstaande tabel is de
samenstelling van de oplossingen in elk proefje weergegeven.
Proef |
H2O2 oplossing |
KI oplossing |
I |
75 mL |
10% |
8 mL |
0,22 M |
II |
75 |
10% |
8 mL |
0,33 M |
III |
75 |
10% |
8 mL |
0,44 M |
Omdat de ontleding van waterstofperoxide exotherm is, is de snelheid van
de ontleding te volgen door voortdurend de temperatuur van het
reactiemengsel te meten. Op het moment dat de KI oplossing werd
toegevoegd, werd de tijdmeting gestart. Vervolgens werd gedurende
120 seconden de temperatuur van het reactiemengsel gemeten.
In onderstaand diagram is het verloop van de temperatuur van het
reactiemengsel voor elk van de drie proefjes weergegeven.
De gemiddlede reatiesnelheid van de ontleding van waterstofperoxide
wordt gedefinieerd als de gemiddelde afname van de [H
2O
2] per seconde
en wordt uitgedrukt in mol L
-1 s
-1.
aan het begin van elk proefje was de [H
2O
2]=2,7 mol L
-1
Leg aan de hand van bovenstaand diaggram uit dat de snelheid waarmee
waterstofperoxide ontleedt groter is als de [I] groter is.