Bij de beschreven bodemtest wordt de pH bepaald door gedestilleerd
water aan grond toe te voegen. Hierdoor komen sommige H+ ionen vrij in
het water, maar H+ ionen die gebonden zijn aan de klei- en humusdeeltjes
niet. De op deze manier verkregen pH wordt ‘pH-water’ genoemd.
Bij een ander type bodemtest wordt in plaats van gedestilleerd water een
oplossing van kaliumchloride aan de grond toegevoegd. Hierdoor komen
de H+ ionen die aan klei- en humusdeeltjes zitten ook vrij. Op deze manier
wordt de ‘pH-kaliumchloride’ bepaald.
Fleur neemt een bodemmonster uit de tuin van haar ouders. Van deze
grond bepaalt ze ‘pH-water’ en ‘pH-kaliumchloride’. Voor ‘pH-water’ vindt
Fleur de waarde 5,5. Voor ‘pH-kaliumchloride’ vindt Fleur een andere
waarde.
Leg uit of de waarde die Fleur voor ‘pH-kaliumchloride’ vindt hoger of
lager is dan 5,5.