Background image

terug

Vraag 24

Tijdens de Open Dag op school voert de scheikundedocent een demonstratieproef uit. Hij heeft vier bekerglazen (A tot en met D) voor zich staan met in elk bekerglas 100 mL van een heldere, kleurloze vloeistof. De vloeistoffen lijken net water.
De docent giet eerst de inhoud van bekerglas A bij bekerglas B. Er ontstaat een donkerblauwe vloeistof die er uitziet als inkt. Vervolgens schenkt hij de inhoud van bekerglas C bij bekerglas D. Er ontstaat een witte suspensie die er uitziet als melk. Tot slot schenkt de docent de ‘inkt’ en de ‘melk’ bij elkaar. Tot verbazing van de toeschouwers lijkt het alsof er weer water is ontstaan.
Natuurlijk ontstaan geen inkt en melk uit water, en geen water als inkt en melk worden samengevoegd.
De oplossingen zijn als volgt samengesteld:

  1. 0,60 g kaliumjodide wordt opgelost in ongeveer 50 mL 1,0 molair azijnzuur; daaraan wordt 2,5 mL zetmeeloplossing toegevoegd en het geheel wordt met 1,0 molair azijnzuur aangevuld tot 100 mL;
  2. verdund bleekwater (= oplossing van NaOCl);
  3. 2,50 g MgSO4.7H2O en 0,75 g vitamine C worden opgelost in water;
  4. 0,90 M natronloog.
Na het samenvoegen van de oplossingen in bekerglas A en bekerglas B treden twee reacties op: reactie 1: OCl- wordt omgezet tot HClO. reactie 2: I- wordt in een reactie met HClO omgezet tot I2.

Reactie 2 is een redoxreactie. De halfreacties staan in Binas-tabel 48.

24 Geef deze halfreacties en leid hiermee de vergelijking van de totale redoxreactie af.