terug
Vraag 28
Joeri schenkt een scheutje zetmeeloplossing bij de Jozo-oplossing en voegt
vervolgens een overmaat van een aangezuurde waterstofperoxide-oplossing
toe. De oplossing kleurt blauw. Er is dus jood ontstaan.
Tot verbazing van Joeri verdwijnt de blauwe kleur na enige tijd.
Hij bedenkt twee hypotheses voor het verdwijnen van de blauwe kleur:
- Het ontstane jood reageert met een stof in de Jozo-oplossing.
- Het zetmeel reageert met een stof in de Jozo-oplossing.
Joeri besluit deze hypotheses te onderzoeken. Hij voert de proef opnieuw uit en
zodra de blauwe kleur verdwijnt, voegt hij direct wat extra Jozo toe. De
oplossing krijgt opnieuw een blauwe kleur, die daarna weer verdwijnt.
Leg uit, met behulp van Joeri's waarnemingen, welke van de genoemde
hypotheses, 1 of 2, in ieder geval onjuist is voor het verdwijnen van de blauwe
kleur.