Om de instelling van de automobilist te verklaren, verwijst de auteur naar de geschiedenis van het menselijke denken. (zie de alinea's 5, 9 en 10)
Welk denkbeeld uit de periode van de industriële revolutie kan verduidelijken waarom
automobilisten zich het recht voorbehouden de straten onveilig te maken?
Gebruik maximaal 15 woorden.