Het tekstgedeelte van de alinea's 5 tot en met 8 kan verdeeld worden in drie kleinere tekstdelen. Voor de benoeming van de functie van de afzonderlijke tekstdelen kunnen begrippen gebruikt worden als conclusie, doel, gevolg, middel, stelling, tegenstelling, voorbeeld en vraagstelling.
Welke van bovenstaande begrippen is het meest geschikt om de functie van alinea 8 te typeren?