In alinea 22 spreekt Becker over een gunstige startpositie van de huidige jongeren. In de alinea's 23 en 24 heeft Kapteyn het over een krappere arbeidsmarkt.
Toch zijn deze uitspraken niet met elkaar in tegenspraak.
Citeer uit het tekstgedeelte van de alinea's 22 t/m 24 drie zinsgedeelten waaruit blijkt dat er ondanks de krappere arbeidsmarkt toch sprake kan zijn van een gunstige startpositie.