In alinea 5 is sprake van een "morele drijfveer" om verworven rechten van jongeren in te perken en van "irritatie over de instelling van jongeren" van de kant van volwassenen. Uit alinea 29 kun je opmaken dat de kritiek van volwassenen (overheid) zich nogal eenzijdig richt op de jeugd.
Citeer uit alinea 29 een zin waaruit je kunt opmaken dat volgens de auteur van de aanvulling die kritiek van de volwassenen niet helemaal terecht is.