In de regels 138-141 zegt de auteur dat de economische noodzaak om een kindje te nemen aanwezig is. In de regels 165-167 staat echter ?Voor zowel mannen als vrouwen is de economische noodzaak om een gezin te stichten verdwenen.? Deze twee beweringen lijken in tegenspraak met elkaar.
Leg uit dat beide beweringen tegelijkertijd waar kunnen zijn.
Gebruik maximaal 30 woorden.