In het tekstgedeelte van de alinea’s 4 tot en met 8 hebben alinea 4 t/m 7 en
alinea 8 een eigen functie. Benoem die functies door een van de volgende
functiewoorden te kiezen: aanbeveling, aanleiding, argumenten, constatering,
gevolgen, ontkenning, oorzaken, stelling, tegenstelling, voorbeelden,
voorwaarde.
Wat is de functie van alinea 4 t/m 7? Kies voor je antwoord een van
bovenstaande begrippen.