In stadions worden speciale lampen
gebruikt voor de verlichting van het veld.
Deze lampen hebben drie minuten nodig
om op te starten.Tijdens het opstarten
veranderen zowel de spanning over als de
stroom door de lamp.
Pas na het opstarten bereiken de spanning
en de stroom hun constante eindwaarden.
Zie het diagram van figuur.
De percentages op de verticale as van deze
figuur zijn bepaald door de waarde van de
stroom (en de spanning) op een bepaald
tijdstip te vergelijken met de eindwaarde
van de stroom. I = 140% betekent dus dat
de stroom op het betreffende tijdstip 1,40
maal zo groot is als de eindwaarde van de
stroom.
Als de lamp na het opstarten goed brandt,
is zijn vermogen 1800 W.
Bepaal het vermogen van de lamp op t = 1,0 minuut. Geef de uitkomst in twee
significante cijfers.