Maartje onderzoekt hoe vanaf het moment van inschakelen de stroomsterkte door een
gloeilampje verloopt.
Om de snelle verandering van de stroom te kunnen vastleggen, maakt
ze gebruik van een computer.
Omdat de computer alleen spanning kan meten, schakelt ze de
computer parallel aan een bekende weerstand R die in serie staat met het lampje.
Zie onderstaand figuur.
Het lampje hoort te branden op een spanning van zes volt.
De spanningsbron levert een constante spanning van 6,0 V.
Maartje heeft de waarde van R veel kleiner gekozen dan de weerstandswaarde van het lampje.
Geef de reden waarom ze dat doet.