Background image

terug

Vraag 8

Op een gegeven moment rijdt de fietser met een constante snelheid van 25 km/h, nog steeds onder dezelfde omstandigheden.
Hieronder staan vier beweringen.
Het vermogen dat de fietser dan levert, is:
a gelijk aan 28 W;
b groter dan 28 W maar kleiner dan 56 W;
c gelijk aan 56 W;
d groter dan 56 W.

Leg uit welke bewering, a, b, c of d, juist is. Gebruik daarbij bovenstaande informatie.