Background image

terug

Vraag 12

Inleiding
Het is 1985. Henk de Boer is al 30 jaar geschiedenisleraar, maar hij krijgt steeds meer moeite met de mentaliteit van zijn leerlingen. Jongeren willen volgens hem niet meer leren, luisteren slecht en hebben geen belangstelling meer voor geschiedenis.
Hij denkt nog vaak terug aan de jaren vijftig toen hij begon met lesgeven. Toen was hij veel meer tevreden over de jongeren in zijn klassen.
Om zijn problemen met anderen te bespreken, schrijft hij een brief naar het blad van de Vereniging van Geschiedenisleraren in Nederland, Kleio. De redactie plaatst deze brief en zet er als titel boven: Die jeugd van tegenwoordig. De redactie plaatst ook cursieve kopjes om de leesbaarheid te vergroten en voegt een naschrift toe.

Schrijf volgens de aanwijzingen een historisch verantwoorde brief met een naschrift van de tijdschriftredactie.

Aanwijzingen

  • Schrijf de ingezonden brief alsof jij Henk de Boer bent.
  • Neem de cursieve alinea hieronder en de cursief gedrukte kopjes over.

Die jeugd van tegenwoordig

Met de mentaliteit van de jongeren nu, in 1985, heb ik veel moeite. De jongeren in mijn klassen zijn onbeleefd, luisteren niet meer en hebben geen eerbied meer voor mijn gezag als leraar. Vroeger was dat heel anders?.

Ouders vroeger en nu

Als oudere docent denk je dat de problemen veroorzaakt worden door veranderingen in de opvoeding van jongeren, zowel in de gezinnen als daarbuiten.
  1. Geef hiervoor een argumentatie. Maak daarvoor een vergelijking tussen de jaren vijftig en 1985, door:
    • eerst de gezagsverhoudingen binnen het gezin in de jaren vijftig te beschrijven;
    • daarna de invloed van de overheid op de vrijetijdsbesteding van jongeren in de jaren vijftig te laten zien;
    • vervolgens de verandering in beide opzichten tussen de jaren vijftig en tachtig te geven.

Jongerencultuur

Als geschiedenisdocent weet je dat sociaal-economische en culturele factoren van invloed zijn geweest op het ontstaan van een jongerencultuur.
  1. Werk dit in een voorbeeld uit. Geef daarbij aan:
    • waarom de economische ontwikkeling tussen de jaren vijftig en tachtig de onafhankelijkheid van jongeren heeft bevorderd;
    • wat de invloed van onderwijs is geweest op het ontstaan van een eigen jeugdcultuur;
    • wat de invloed van de media op dit proces is geweest.

Inspraak van jongeren

Je vindt dat de jongeren in de jaren tachtig teveel inspraak hebben.
  1. Leg uit waarom je dat vindt. Maak daarvoor een vergelijking tussen jongeren uit de tijd dat je begon met lesgeven en de tijd rond 1985. Doe dat door aan te geven wat er veranderde in:
    • de inspraakmogelijkheden van jongeren op scholen;
    • de invloed van jongeren in politieke partijen.

Naschrift van Kleio

In de Kleio-redactie zit een docent die het helemaal niet eens is met Henk de Boer. De redactie geeft hem de ruimte voor een naschrift.
  1. Schrijf dit naschrift. Weerleg daarin de kritiek van Henk de Boer op twee punten.
    Gebruik daarbij telkens een argument dat past in de tijd rond 1985.

Voorbeeld van een juist antwoord is:

Die jeugd van tegenwoordig

Met de mentaliteit van de jongeren nu, in 1985, heb ik veel moeite. De jongeren in mijn klassen zijn onbeleefd, luisteren niet meer en hebben geen eerbied meer voor mijn gezag als leraar. Vroeger was dat heel anders ....

Ouders vroeger en nu

  1. In de jaren vijftig waren de gezagsverhoudingen nog duidelijk. De leraar was de baas, net als thuis de ouders.
    • In de jaren vijftig was er binnen het gezin sprake van harmonieuze ongelijkheid. Iedereen binnen het gezin had zijn eigen taak, waarbij de man als hoofd van het gezin werd gezien. In de opvoeding lag een sterke nadruk op gezag van de ouders, 1 punt
    • De overheid subsidieerde jeugdwerk of sport en zorgde voor beperkende maatregelen als filmcensuur en dansverboden, waardoor de jongeren in de hand werden gehouden, 1 punt
    • Was er in de jaren vijftig nog sprake van nadruk op gezag, in de jaren tachtig is er een algemeen proces van individualisering waarbij persoonlijke behoeftes belangrijker zijn. Er komen steeds meer nieuwe vormen van samenleven en ouderschap waarbij de ouders tolerant zijn ten aanzien van de kinderen. Was de invloed van de overheid op jongeren in de jaren vijftig nog groot, in de jaren tachtig krijgen jongeren steeds meer inspraak en medezeggenschap, 1 punt

Jongerencultuur

  1. Onderwijs, televisie en welvaart hebben onze jongeren tot slappe, ongehoorzame en brutale kinderen gemaakt.
    • Door de stijgende welvaart kregen jongeren steeds meer geld te besteden. Daarnaast kregen jongeren meer vrije tijd. Hierdoor konden zij hun geld besteden aan eigen muziek, kleding e.d., 1 punt
    • Het aantal jongeren dat dagonderwijs volgde of deelnam aan het hoger onderwijs werd aanzienlijk hoger. Doordat jongeren langer op school zaten, ontstond de behoefte aan eigen kenmerkende uitingen zoals in kleding en gedrag, 1 punt
    • De media verbreedden het wereldbeeld van de jeugd en bracht jongeren in contact met nieuwe ideeën, muziek en kleding, 1 punt

Inspraak van jongeren

  1. De jongeren hebben nu veel te veel invloed op het onderwijs. Ze hebben teveel te zeggen, zonder dat ze verstand hebben van de onderwerpen waarover ze wat te zeggen hebben gekregen. Dat geldt voor school maar ook voor de politiek.
    • In de jaren vijftig hadden jongeren geen invloed op de school. In de jaren tachtig hebben jongeren inspraak via medezeggenschapsraden en leerlingenraden, 1 punt
    • In de jaren vijftig was politiek iets van volwassen mensen. In de jaren tachtig is de kiesgerechtigde leeftijd verlaagd naar 18 jaar en doen politieke partijen hun best met hun politieke programma's jongeren naar zich toe te trekken, 1 punt

Naschrift van Kleio

  1. Een redactielid van Kleio deelt de mening van collega De Boer niet.
    • Door de moderne jongerencultuur (door bijvoorbeeld de acties van Provo) zijn er ook veel positieve veranderingen gekomen, zoals een kritischer kijk op bijvoorbeeld het milieu, 2 punten
    • De kritische invloed van jongeren binnen de politiek is verfrissend en heeft gezorgd voor de afbraak van het knellende zuilenstelsel van de traditionele partijen, 2 punten