In 1696 breekt in Amsterdam een groot volksoproer uit, het Aansprekersoproer.
Aanleiding is een belasting die wordt ingevoerd op begrafenissen (een
aanspreker is een begrafenisondernemer). Om zijn herinneringen aan dit oproer
te bewaren, schrijft Joris Craffurd, een in obligaties gespecialiseerde makelaar,
een verslag van de gebeurtenissen:
Het is een bekende waarheid dat dit oproer zijn oorsprong heeft genomen in
het vaststellen en afkondigen van een zeker besluit (om een belasting te
heffen) op het begraven van de doden in Amsterdam op 10 januari 1696. De
langdurige oorlog met Frankrijk deed dat men moest uitzien naar middelen om
de financiën staande te houden en de oorlog te kunnen continueren. (…) Ook
waren hare edelachtbare burgemeesters al lange tijd verzocht dat dan
niemand bidder of aanspreker zou mogen wezen dan diegenen die van de
heren burgemeesters daartoe aangesteld zouden worden, net als in de
meeste van alle steden van Holland gebruikelijk is. (…)
ondigde
besluit zou ingaan, zich vervoegde op de Dam en rond het stadhuis en
klaagden zij geweldig dat zij om Gods wil begraven zouden moeten worden en
dat de heren het behoorden te laten zoals het van te voren geweest was. Men
moest hen zulke lasten niet opleggen. De heren hadden ambten genoeg te
vergeven. Zij hoefden geen nieuwe uit te oefenen ten nadele van de gewone
burger. Ook kwam nu daar nog bij dat de burgemeesters tweeënzeventig
aansprekers hadden aangesteld, waaronder zeer veel die dit beroep nog nooit
hadden uitgeoefend. En aan anderen, die dit jarenlang hadden gedaan, was
men voorbij gegaan.
De belasting op het begraven is één van de vele nieuwe belastingen die
Amsterdam in deze periode invoert. De bedenker ervan krijgt hiervoor zelfs een
prijs van het stadsbestuur.
Leg uit: