De Fransman Balthasar de Monconys maakt in augustus 1663 een studiereis
door de Republiek als begeleider van de hertog van Chevreuse. Over het
bezoek aan Amsterdam schrijft hij:
Op de 25ste rond negen uur, arriveerden we over het water van Amsterdam.
Nadat we ons hadden verkleed, nam Monsieur Blot de hertog mee naar de
synagoge, maar de joden hadden het gebouw reeds verlaten. Vervolgens
bezochten we een koopman, bij wie we kasten, kistjes en andere
aardigheden uit Indië bekeken. (Daarna) begaven we ons naar de
Admiraliteit. Terwijl iemand op zoek ging naar de man die de sleutels bezat,
besloot ik nog een zeestuk van Van de Velde aan te schaffen. Ik had er die
morgen al een van monsieur Otho gekocht. (…)
Het marinepakhuis is een reusachtig bakstenen gebouw, bestaande uit een
grote binnenplaats met daaromheen vier dubbele hoofdgebouwen van elk
drie verdiepingen. Daarin bevindt zich, gesorteerd en in overvloed, alle
toebehoren voor zeventig schepen. Alles ligt keurig geordend en van elk
voorwerp zijn wel drie stuks, waaraan men de macht en de
bewonderenswaardige welvaart van de Republiek kan zien. Eenzelfde
overvloed is bovendien te vinden in het Indische Magazijn. (…) Vervolgens
hebben we de tewaterlating bijgewoond van een pas gebouwd schip, waarbij
het water zo in beroering kwam dat de schepen nog lange tijd op en neer
deinden.
Toelichting
De Admiraliteit is hier het gebouw waarin het hoofdkwartier van de
Amsterdamse schepen van de vloot van de Republiek is gevestigd (het huidige
Scheepvaartmuseum).
Vader en zoon Van de Velde waren in die tijd bekende schilders en tekenaars
van schepen, zeetaferelen en zeeslagen.
Balthasar de Monconys heeft in Amsterdam diverse ondernemingen en
instellingen bezocht die hebben bijgedragen aan de bloei van de Republiek in de
Gouden Eeuw.
Noem twee van die ondernemingen of instellingen die Monconys heeft bezocht
en licht bij elk van beide toe, op welke wijze deze heeft bijgedragen aan de
economische bloei van de Republiek.