Background image

terug

Vraag 12

Het denken over de staat raakte in de 17e eeuw in een stroomversnelling. Voorheen domineerde de opvatting dat de staat door God was ingesteld en dat heersers verantwoording moesten afleggen voor hun daden aan God. In de moderne tijd echter ontstond de gedachte dat de staat is ontstaan op grond van een beslissing van mensen om een eind te maken aan de onveiligheid en onzekerheid die de 'natuurtoestand' met zich meebracht. Naast Hobbes hebben ook John Locke en Rousseau deze opvatting aangehangen. Rousseau kwam echter tot een geheel andere waardering van het maatschappelijk verdrag dan Hobbes.
Rousseau gaf toe dat het maatschappelijk verdrag wel leidde tot orde en rust, maar het vervreemdde de mens ook van zijn oorspronkelijke natuur. Volgens hem leefde de mens vroeger als eenling in de natuur, trouw aan zichzelf en in harmonie met de natuur. Bij de opkomst van de landbouw ging de mens in groepen leven en ontstonden machtsverhoudingen, egoïsme en bezitsdrang. Uiteindelijk zou dit resulteren in een maatschappelijk verdrag.
Volgens Rousseau hebben we door het maatschappelijk verdrag geen vrijheid gewonnen, maar juist verloren. Onze ware natuur is ingeruild voor een berekenend egoïsme: bezit en welvaart zijn in de plaats gekomen van de werkelijke geluksbeleving in de natuur.

Met welk standpunt over de relatie tussen vrijheid en maatschappelijk verdrag ben je het eens: met dat van Hobbes of dat van Rousseau?