Background image

terug

Vraag 10

De Nederlandse overheid stichtte in het kader van de - hierboven beschreven - nieuwe strategie van volksopvoeding ook zogenaamde 'woonscholen'. Door het opruimen van krotten ontstond er namelijk in de grotere steden een omvangrijke groep 'ontoelaatbaren' die er een woon- en leefwijze op nahield die niet paste bij de opzet van de nieuwe arbeiderswijken. Vooral uit sociaal-democratische hoek werd de oplossing van dit probleem gezocht in isolatie van deze groep 'onmaatschappelijken' in aparte wijken waar ze konden worden heropgevoed. In Amsterdam, Utrecht en Den Haag verrezen woonscholen, waar deze mensen - ingedeeld in groepen met benamingen als 'sociaalzwak' of 'a-sociaal' - werden geplaatst in woningen met meer of minder comfort of toezicht. Woningopzichters, kinderpolitie en armenverzorgers hielden permanent toezicht en rapporteerden over gedragingen en levensomstandigheden van de bewoners. Een systeem van straffen en belonen moest de bewoners 'dwingen tot het goede'.

De Amerikaanse gedragswetenschapper B.F. Skinner zou zich in dit beleid van de Nederlandse regering goed hebben kunnen vinden. Skinner ging ervan uit dat je mensen, net als dieren, kon beïnvloeden in hun gedrag. Via de juiste prikkels (stimuli) in de omgeving zou de gewenste gedragsverandering optreden. Skinner baseerde zijn theorie op experimenteel onderzoek naar veranderbaarheid van gedrag bij ratten, duiven, kleuters en psychisch gestoorden.

Ben je het eens met Skinner dat mensen net als dieren via een systeem van belonen en straffen tot 'goed gedrag' kunnen worden gedwongen of vind je dat mensen en dieren daarvoor te veel van elkaar verschillen?
Geef een tweetal argumenten waaruit blijkt dat mensen en dieren al dan niet fundamenteel van elkaar verschillen.