In zijn ‘Lister Oration’ uit 1949 stelde professor Jefferson: “Pas wanneer een machine een
sonnet kan schrijven of een concert kan componeren naar aanleiding van gedachten en
gevoelde emoties en niet naar aanleiding van een toevallige combinatie van symbolen,
kunnen we het erover eens zijn dat de machine gelijk staat aan hersenen - dat wil zeggen
dat de machine niet alleen schrijft, maar ook weet dat zij het geschreven heeft.”
Geef aan bij welke tegenwerping van Turing professor Jefferson aansluit.
Leg vervolgens uit waarom volgens Turing de aanname van deze tegenwerping leidt tot
solipsisme.