Background image

terug

Vraag 1

Stel je voor dat op een dag op een andere planeet een ruimteschip van de aarde arriveert. De bemanning bestaat onder meer uit filosofen die zich het nodige afvragen over de lokale bewoners die zij ‘Antipoden’ noemen. De Antipoden gedragen zich als mensen. Zo trekken zij hun hand weg van een hete kachel, gaan naar de tandarts als hun kies ontstoken is en lachen als ze een grap horen. Maar hebben ze daarbij dezelfde ervaringen als mensen?
Kunnen ze ook pijn of blijdschap voelen?

Welke conclusie zou Ludwig Wittgenstein trekken ten aanzien van de vraag of de Antipoden pijn of blijdschap kunnen voelen?
Geef daarbij aan wat er volgens Wittgenstein nodig is om van ‘iets’ vast te kunnen stellen of het gevoel heeft.