Background image

terug

Vraag 14

Hedendaags onderzoek bevestigt dat emoties als lachen en huilen lichamelijke en belichaamde verschijnselen zijn: als je blij bent lach je,
maar het omgekeerde geldt ook, als je lacht, word je blijer.
Psychologen noemen dit verschijnsel ‘embodied cognition’, een onbewust lichamelijk weten, waarbij lichamelijke houdingen worden beleefd als emotie.
Als mensen bij een onderzoek bijvoorbeeld wordt gevraagd om een brief te schrijven terwijl ze aan een heel laag tafeltje zitten, schatten ze zichzelf vaak lager en negatiever in dan mensen aan wie wordt gevraagd om hetzelfde te doen, maar dan gezeten aan een hoge tafel. De mensen aan de hoge tafel zitten niet ineengedoken en voorovergebogen maar moeten zich helemaal uitrekken, zij voelen zich juist trots.
Het ligt voor de hand om ‘embodied cognition’ te verklaren vanuit het fysiologische standpunt over emoties. Maar ook vanuit de cognitivistische benadering van Martha Nussbaum kan worden begrepen wat ‘embodied cognition’ inhoudt. Daarvoor moet Nussbaums standpunt over emoties worden onderscheiden van dat van de stoïcijnen.

Hoe kan ‘embodied cognition’, zoals in de inleiding beschreven, vanuit de cognitivistische benadering worden begrepen?
Beargumenteer je antwoord aan de hand van het verschil tussen Nussbaums opvatting over emoties en die van de stoïcijnen.