terug
Vraag 9
Niet alleen in theorieën over internationale politiek komt meer ruimte voor
emoties, ook in politieke bewegingen spelen ze een expliciete rol, zoals
verontwaardiging bij de Occupy-beweging.
De Occupy-beweging ontstond in 2010 met protesten van Spaanse
jongeren die zichzelf ‘los indignados’ (de verontwaardigden) noemden.
In 2011 bezetten jongeren in West-Europa en de Verenigde Staten
pleinen en parken om hun verontwaardiging te uiten over de politiek in
westerse democratieën. Tijdens openbare bijeenkomsten, debatten en
toespraken deelden ze hun verontwaardiging en probeerden toehoorders
van het belang van deze emotie te overtuigen.
Journaliste en activiste Naomi Klein hield in 2011 een toespraak voor
Occupy Wall Street. Hieronder volgen in willekeurige volgorde drie
tekstfragmenten uit het begin, midden en eind van Kleins toespraak.
|
fragment A
Laten we met elkaar omgaan vanuit een besef dat we zij aan zij moeten
vechten gedurende vele, vele jaren. Want de taak die voor ons ligt zal niets
minder van ons verlangen.
Dit mooie moment is het belangrijkste in de wereld en laten we er zo mee
omgaan. Want dit is wat het is. Echt waar.
|
|
fragment B
Gisteren zei een van de sprekers op de werkbijeenkomst: “We hebben elkaar
gevonden”. Dit gevoel vangt de schoonheid van wat hier wordt gecreëerd: een
ruime open plek − met een gedachtegoed dat zo groot is dat geen enkele
ruimte het kan bevatten − voor alle mensen die een betere wereld willen om
elkaar in te vinden. We zijn zeer dankbaar.
|
|
fragment C
Jullie hebben geen einddatum vastgesteld voor jullie aanwezigheid hier. Dit is
wijs. Pas als je op je plek blijft kun je wortelen. Dit is essentieel. Het is een feit
dat in het informatietijdperk vele bewegingen opbloeien als prachtige bloemen,
maar even snel uitgebloeid raken. Dat komt omdat ze geen wortels hebben.
|
|
Eén van de grondleggers van de retorica, Aristoteles, is van mening dat
toespraken en redevoeringen een ommekeer teweeg kunnen brengen.
Zet de drie fragmenten in de juiste volgorde volgens Aristoteles’ retorica.
Beargumenteer je keuze aan de hand van Aristoteles’ opvatting over de
retorische werking van begin, middenstuk en eind van een toespraak.
Leg tot slot uit op welke manier een toespraak een ommekeer teweeg kan
brengen.