In het debat over emoties speelt ook de vraag een rol hoe emoties worden
herkend. Ekman ontdekte dat sommige mensen heel goed zijn in het
herkennen van emoties van andere mensen. Deze mensen noemt Ekman
‘menselijke emotiemeters’.
Uit een groep van 20 000 proefpersonen uit alle lagen van de bevolking
selecteerde hij een kleine groep, die erg goed in staat bleek om te
bepalen of iemand liegt of niet. Normaal gesproken hebben mensen een
kans van ongeveer 50% om te weten of iemand liegt of niet, terwijl de
geselecteerde groep dit met minstens 80% zekerheid wist vast te stellen.
Ekman benadrukt dat deze menselijke emotiemeters geen aparte training
nodig hebben gehad. Zij blijken gevoelig voor tegenstrijdigheden in
getoonde emoties enerzijds en uitspraken die iemand doet anderzijds. Ze
merken zelfs de kleinste nuances op in gezichtsuitdrukkingen,
lichaamstaal en manieren van bewegen en spreken.
In het onderzoek naar emoties staan twee verschillende
benaderingswijzen tegenover elkaar: de fysiologische en de
cognitivistische.
Leg uit in welk opzicht dit experiment blijk geeft van een cognitivistische benadering van emoties én in welk opzicht van een fysiologische benadering van emoties.