Background image

terug

Vraag 5

In het vervolg van 'Het verhaal van Orestes' worden de verschrikkingen nog groter.
Orestes krijgt van de goden de opdracht om zijn vader te wreken: hij moet zijn eigen moeder vermoorden. Een onmenselijke opdracht, maar in de Griekse mythologie ging men er vanuit dat de goden de hoogste waarheid vertegenwoordigen. Ieder normaal denkend mens gehoorzaamde dan ook aan de wil van de goden.



Orestes slaagt erin de afschuwelijke bloedwraak op zijn moeder uit te voeren, maar onmiddellijk na de moord ziet hij de wraakgeesten. Deze wezens worden beschreven als half slang en half vrouw. Bloed druipt uit hun ogen en ze zijn alleen zichtbaar voor wie door hen wordt achtervolgd. Ze jagen hun slachtoffers voor eeuwig op. Hun angstaanjagende verschijning belooft dan ook weinig goeds voor Orestes.
De filosoof Aristoteles leefde ongeveer een eeuw nadat 'Het verhaal van Orestes' werd geschreven. In tegenstelling tot Plato was Aristoteles een bewonderaar van het theater. Volgens hem gaan toeschouwers volledig op in de fictionele situatie van de tragedie: ze identificeren zich zodanig met het getoonde dat ze tijdens de voorstelling vergeten dat wat voor hun neus gebeurt niet echt is. Omdat de hoofdpersoon zulke vreselijke narigheid doorstaat, krijgen de toeschouwers medelijden met hem.
Volgens Aristoteles roepen tragedies altijd terecht medelijden op. In zijn 'Retorica' beschrijft hij de vier elementen waarmee je kunt vaststellen of er sprake is van echt medelijden. Aan de hand van deze elementen zou hij bepaald hebben dat ook 'Het verhaal van Orestes' terecht medelijden opwekt bij de toeschouwers.

Leg aan de hand van bovenstaande inleiding uit waarom de toeschouwers van 'Het verhaal van Orestes' volgens Aristoteles terecht medelijden krijgen met Orestes. Pas daarbij alle vier elementen toe die Aristoteles onderscheidt bij 'medelijden'.